Als ik mijn creativiteit eindeloos wil laten stromen, dan is mijn huis te klein daarvoor. Al die meubels en spullen lijken in de weg te zitten. Het lukt me bijvoorbeeld nooit even rustig te schilderen thuis. Voor het studeren lijkt mijn huis weer te groot. Voor de productiviteit moet ik aantal uren per dag zitten in een klein hok van de bibliotheek, tussen de vier muren.
Ik stond een keer voor de bibliotheek te wachten totdat het open ging. Een man van middelbare leeftijd stond ook daar te wachten. Hij had een kleine boodschappenwagen bij zich en heel veel volgepropte versleten plastic tassen. Hij leek een zwervend bestaan te leiden. Ik vond het apart. Want de meeste ‘zwervers’ die ik gezien heb in Nederland, hebben geen spullen of tassen bij zich. In de stad New York had ik wel veel zwervers gezien zoals deze man, met merkbare plastic tassen. Ik vermoedde dat de zwervers met spullen vaak niet zo lang geleden dakloos waren geworden. Daarom hadden ze nog ‘persoonlijke bezittingen’. Mijn vermoeden werd bevestigd door een zwervende vrouw in New York. Zij was van Zuid-Amerikaanse komaf. Omdat ik niet hoefde te werken zat ik twee uur lang met haar te praten op een perron in Manhattan. Oh nee, we praatten niet echt. Ik luisterde naar haar levensverhaal. Dat was jammer genoeg ook het enige wat ik voor haar kon doen. Ik stond na te denken of er een meldpunt was voor dak- en thuislozen in Nederland, of voor deze man, toen ging de deur van bibliotheek open. Iedereen liep naar de ingang. Ik zag die man als een speer, met zijn tasjes en al, een ruimte wist te bemachtigen richting de draaideur. Mijn zorgen waren even weg. Hij had waarschijnlijk geen honger en had nog energie om normaal te bewegen of te functioneren.
Ik dacht nog: die ‘zwerver’ is wel slim. Hij weet de warmte op te zoeken bij de bibliotheek in deze koude dagen. Daarna las ik een advertentie of welkomstboodschap op de website van bibliotheek. De bewoners worden aangemoedigd om hun tijd door te brengen bij de bibliotheek omdat ze de verwarming aan hebben staan daar. Vervolgens ben ik beter gaan opletten. Een keer bij binnenkomst zag ik gelijk een onverzorgde man die in een fauteuil sliep, met zijn benen tussen de radiator. Ik dacht: deze man kan zeker niet slapen door extreme kou in de nacht. Nu probeert hij de slaap in te halen. Ik was uren bezig in de open studieruimte. Hij bleef daar zitten in een slaaphouding. Rond de etenstijd kwamen twee beveiligers die man wakker maken. Ze zeiden dat die man mocht zitten, maar niet slapen bij de verwarming. Als ze hem nog een keer zo troffen dan moest hij vertrekken. Even later ging die man achter een pc zitten. Omdat hij dichter bij mij was komen zitten rook ik de stank die bij hem vandaan kwam. Ik moest het laatste stukje ‘paper’ afmaken maar kon niet meer concentreren. Ik voerde een innerlijke strijd met mezelf: Zou ik verhuizen naar een andere plek? Maar ik wil niet dat hij het vermoeden krijgt dat ik zijn geur kan ruiken. Niemand kiest immers om met een stank rond te lopen. Na twintig minuten was hij weggegaan. Ik kon weer even diep ademen halen en verder aan mijn tekst werken.
Elke dag tref ik diverse ‘zwervers’-achtige personen aan bij de bibliotheek met veel tassen. Zijn er zoveel kersverse zwervers bij gekomen de laatste tijd? Kunnen ze hun spullen niet kwijt bij Leger des Heils? Of hebben ze niet eens een slaapplek daar? Ik zie de ‘zwervers’ vaak bij de ingang van toiletten. Alles bij elkaar denk ik dat ze echt rondzwerven en misschien niet eens hebben aangeklopt bij de maatschappelijke instanties. In het toilet proberen ze zich dan een beetje te verschonen. Ook zou ik me niet verbazen dat ze kort daarvoor nog een normaal bestaan hebben gehad. Een keer zag ik een man met tassen die openlagen. In een tas zag ik aantal dikke leesboeken. Het heeft vast met mijn eigen vooroordeel te maken: mensen die van lezen houden en een zwervend bestaan leiden - die twee rijmen gewoon niet met elkaar. Er is duidelijk iets mis hier, in de Nederlandse samenleving. Ik kan niet voorstellen dat zo’n persoon zijn hele leven alleen is geweest, zonder vrienden, familie en collega’s. Waar zijn ze nu gebleven? Waar zijn vooral de vrouwen gebleven? Als vrouw zijnde kan ik nooit over mijn hart krijgen om een familielid of een vriend in de steek te laten, wanneer die in het dieptepunt van zijn leven zit. Of zijn wij Nederlanders echt zo koud, zoals de winter hier. Zijn we alleen voor de goede tijden, maar niet voor de slechte tijden?
Wij laten zo graag onze gulheid zien naar het buitenland toe, maar reiken onze handen niet eens uit naar de mensen die wij te maken hebben in het dagelijkse leven. Hoe zijn deze Hollandse mannen eigenlijk in deze positie beland? Zij hebben mij in ieder geval op het idee gebracht: als ik ooit dakloos word, dan ben ik zeker te vinden in de bibliotheek. Het wordt mijn doel om alle boeken daar uitgelezen te krijgen. Die boeken kunnen enigszins positieve energie geven, waarschijnlijk meer dan de mensen. Boeken maken vast ook de verleiding om naar een ander verslavingsmiddel te grijpen, kleiner.
De laatste tijd kom ik vaker mannen tegen die zichzelf verwaarlozen. Een keer was ik in een eetcafé wezen eten. Bij de binnenkomst kregen we gelijk van de man die ons ontving te horen dat wij de enige reservering waren. Die man, enige medewerker in het café, kwam niet bepaald positief en opgewekt over. Hij had er gelijk over het personeelstekort. Mijn vriendin zei: straks zitten wij als enige hier de hele avond. Misschien wil die man gewoon de zaak sluiten. Ik zei: nee, behalve reserveringen krijgen ze vast ook klanten die zonder afspraak binnenlopen. Toen kwamen vier personen binnen. Wij waren gelijk opgelucht. Tijdens het tafelen roken wij steeds een soort wietgeur. Het leek erop dat de kok een jointje was aan het roken, uren achterelkaar met de keukendeur open. Ik rook ook iets onfris wanneer de café-medewerker dicht bij mij stond. Later begreep ik dat hij de eigenaar was. Ik vond het apart dat hij als baas zich zo negatief uitte. Toen mijn vriendin naar het toilet ging, kon ik niet laten om een gesprek aan te gaan met hem. Hij vertelde dat hij zijn zaak dichthield op de feestdagen. Hij zou toch geen reserveringen krijgen omdat hij sinds twee maanden pas een nieuw chef-kok had. Zijn café was geopend kort voordat de corona uitbraak. Op de feestdagen in de afgelopen twee jaar waren ze gewoon dicht. Omdat hij steeds in doemscenario’s bleef denken probeerde ik naar iets te zoeken om hem op te beuren. Toen hoorde ik dat hij het energiecontract nog vast had voor vijf jaar. Ik zei: nou, wat dat betreft heb je het makkelijker vergeleken met veel ondernemers. Je hebt nog wat tijd om je business op te bouwen zonder daar gelijk last van te krijgen. Zij ogen, eigenlijk zijn hele persoon lichtten in één keer op. Er kwam een grote glimlach op zijn gezicht. Wij liepen naar de voordeur. Hij zei nog iets blijmoedigs en eindigde met ‘tot ziens’. Wij wisten dat wij niet terug zouden gaan. Want de salade was te zout, de risotto was te vettig, het brood was niets en de friet was slap. Wij besloten geen negatieve recensie te schrijven. Ook hadden we geen commentaar gegeven op het eten en rekenden af met een goede fooi. Het zou niet helpen om die aardige maar wanhopige man nog meer naar beneden te halen. Met de nieuw ingezien ‘hoop’ en ‘positieve bevestiging’ van ons, gun ik hem een zaak met betere kans op voortbestaan. Dat lukt alleen als hij zijn eigen ‘mindset’ verandert. Hopelijk gaat hij het anders doen na deze positieve boost.
Deze café-eigenaar doet mij denken aan de bewondering die ik heb voor mijn familie, die ook horecazaken heeft. Een ‘peptalk’ van mij is niet nodig geweest. Ze hebben steeds alle ellende kunnen doorstaan en gaan vrolijk verder alsof nooit iets is gebeurd. Ik ben gezegend met mijn positieve en veerkrachtige familie, om wie ik weinig zorgen hoef te maken. Daarom heb ik tijd voor mezelf, ook tijd en aandacht voor anderen die ik bij toeval tegenkom.
Reactie plaatsen
Reacties