Gisteren is de versoepeling van corona maatregel aangekondigd. Vanochtend liep ik naar een afspraak. Een zonnige dag met wat briesjes. Het lucht ruikt verfrissend. Onderweg zag ik het licht van sommige winkels al aanstaan. Ze zijn waarschijnlijk bezig met de voorbereiding voor het heropenen van hun winkel. Ik ben zo blij voor die winkeliers.
Ook kwam ik wat ouderen tegen met een rollator. Het viel me op dat ze vrolijk gekleurde kleding aan hebben. Het zonnetje doet hen vast ook goed.
Ik begrijp de gemaakte keuzes van ons kabinet. Met alle overwegingen heb je altijd twee kanten. Zolang de beslissing bewust is gemaakt, dan kan dat nooit fout zijn. Met kleine versoepelingen krijgt men het gevoel dat ze weer een beetje kunnen ademen. Dit vergroot weer de kans dat mensen langer kunnen volhouden tot de eindstreep. Het is niet een beslissing die gemaakt is op basis van koude feiten.
Een gedachte schoot bij mij binnen toen ik op de bank zat. Ik keek naar de interactie tussen mensen die een mondkapje op hebben. Ze zeiden iets tegen elkaar met weinig woorden. Ze leken meer aandacht aan elkaar te geven met hun ogen en deden extra hun best met de lichaamstaal. Het is volgens mij een goede zaak dat mensen moeten leren anders met elkaar te communiceren nu dat er mondkapjesplicht is. In Nederland is men erg gefocust op het zenden van een boodschap of uiten van eigen meningen. Praten met je mond is ontzettend belangrijk geworden in je omgang met de anderen.
Als wij voorkeur geven aan bepaalde gereedschappen, dan blijven de andere alleen maar liggen in de kist. Dit geldt ook voor de zintuigen. In de keuken kunnen de messen bijvoorbeeld niet gebruikt worden wanneer ze lang niet geslepen zijn. Als wij altijd gewend zijn te leunen op onze oren en mond, wat gebeurt er wanneer de situaties zich voordoen waarin andere zintuigen belangrijker zijn?
De allereerste keer dat ik met bovenstaande geconfronteerd werd was toen ik mijn ex-man meenam naar Hong Kong op vakantie. Hij is bereisd maar toen was het de eerste keer voor hem in Azië. Wij landden op het vliegveld. Ik had van te voren al een shuttlebus geregeld die ons naar het hotel bracht. Een man hield een bordje vast met mijn naam erop. Ik liep naar hem toe en volgde hem. Mijn ex-man schoot zowat in de paniek-modus. Hij zei: Waar gaan wij heen? Wie is hij? Waarom lopen we met hem mee? Wat hem het meest stoorde: ‘Waarom praat hij niet of legt hij niets uit?’ Ik begreep gelijk wat hij bedoelt. Veel Nederlanders willen alles weten voordat ze iets doen. Het is mij zeker ook opgevallen dat Nederlanders veel ‘mondeling communiceren’. Er wordt overmatig veel waarde gehecht aan wat er gezegd wordt. Ik schakel onbewust soepel over tussen verschillende situaties en mensen. Het ging zo vanzelfsprekend dat ik mijn ex-man vergat uitleg te geven. Eigenlijk viel er ook niets uit te leggen. De informatie die ik op dat moment had is niet veel meer dan die van hem. Ik zei alleen: ‘Vertrouw mij maar, volg hem gewoon.’ In Azië doet men veel aan non-verbale communicatie. De zintuigen voor het zien en voelen spelen ook een rol in de interactie. Die signalen waren mijn ex-man blijkbaar ontgaan. Wat ook heel belangrijk is: leren te vertrouwen dat het goed komt. Uiteraard leun ik soms ook op mijn voelspriet voor het verkennen van mogelijk gevaar.
Een keer heb ik een lezing bijgewoond. De spreker had er over dat de Chinezen buitenlanders niet vertrouwen. Waarschijnlijk komt dat door dat westerlingen gelijk ter zake willen komen terwijl Chinezen de band eerst willen opbouwen. Dit laat ook zien dat Chinezen door hun gevoel laten leiden en westerlingen door hun doel of eigen behoefte. Voor die laatste groep is een goed gevoel krijgen door eerst een band op te bouwen niet belangrijk. Als die spreker zei dat Chinezen hem niet vertrouwen, dan zou het antwoord daarop kunnen zijn: ‘Je gunt de andere de tijd niet om elkaar beter te leren kennen.’ Veel westerlingen krijgen tips of trainingen om instrumenteel om te gaan met de behoefte van Chinezen. Dit gebeurt op gedragsniveau, door te praten en te doen. Denken ze dat de Chinezen niet kunnen voelen als iets niet vanuit het hart komt? Om vertrouwen te krijgen moet je eerst het vertrouwen geven. Hoeveel mensen durven echt het vertrouwen te geven? Het geven van vertrouwen betekent dat je gekwetst of teleurgesteld kan worden door de anderen. Veel mensen doen dat al niet in privé relaties, laat staan in de zakelijke setting. Dat gebrek aan vertrouwen en daaruit voortkomende gedragingen zie je ook duidelijk terug in hoe sommige burgers omgaan met de besluiten van het kabinet.
Nog een ander soortgelijk voorbeeld waar instrumenteel gedrag voorkomt, is netwerken. Ik ga best vaak naar grote bijeenkomsten met uiteenlopende thema’s in Nederland. Een verschijnsel kom ik overal tegen: de meeste mensen gaan geforceerd met elkaar praten, zogenaamd netwerken. Ik weet niet waarom ze dat doen. Misschien omdat ze ooit aangeleerd hebben dat dat normaal is, dat ze dat horen te doen, of dat ze niet kunnen aanvoelen wat de natuurlijk ‘vibe’ is tussen mensen. Vaak merk ik dat mensen bang zijn om stilte te laten vallen. Dan blijven ze praten om dat ongemakkelijk gevoel te camoufleren. Kijk, als een vreemde tegen mij begint aan te praten, zou ik altijd een gezellig gesprek van maken. Ik zou nooit bij iemand een gesprek opdringen, tenzij de ‘vibe’ aanwezig is en dat het op organische wijze gebeurt. Ook praat ik graag wanneer ik een interessante persoon heb ontmoet of gesprekstof heb ontdekt. Ik zou me absoluut niet ongemakkelijk voelen bij een gelegenheid zonder iets te zeggen. Van het observeren van of luisteren naar mensen, de sfeer en omgeving kan ik ook intens genieten. Door te focussen op het praten omdat het moet of hoort, kunnen we veel andere leuke dingen mislopen op dat moment. Ik zie regelmatig mensen met elkaar in gesprek gaan terwijl beiden niet weten wat ze moeten zeggen. Dan gaan ze ‘graven’ in onderwerpen of over koetjes en kalfjes beginnen. Het is duidelijk zichtbaar dat ze elkaar niets vinden. Er is geen sprake van 'klik'. Eigenlijk dwingen ze zichzelf iets te doen waar ze beide niet lekker bij voelen. Waarom doen ze dat? Je gaat toch geen contacten leggen als je het niet leuk vindt? Ik heb het idee dat men vaak iets doet om te doen, of omdat iets hoort gedaan te worden. Dat doen ze zonder naar zichzelf, naar de anderen of naar de omgeving te kijken.
‘What you see is what you get.’ is vaak niet het geval bij veel mensen. Waarom vertoont men graag sociaal gewenst gedrag? Hoe is het ontstaan dat verbale communicatie zo belangrijk wordt gevonden hier. Kinderen zijn meestal erg authentiek in hun uiting van gevoelens en behoeften. Waarom doen ze dat niet meer wanneer ze groter worden?
Reactie plaatsen
Reacties